S. Freud 1856-1939

Sigmund Freud startte in 1870 de studie medicijnen aan de Universiteit van Wenen. Tijdens zijn studie ontwikkelde hij grote belangstelling voor fysiologie. Hij kreeg een stipendium om een zoölogisch onderzoek te starten naar de voortplantingsorganen van palingachtigen.  In 1876 stapte hij over naar het Physiologisch Instituut te Wenen dat toen onder leiding van Ernst Wilhelm von Brücke stond. In 1881 promoveerde hij op het thema Über das Rückenmark niederer Fischarten tot doctor in de geneeskunde. Vanwege zijn achtergrond als fysioloog zocht hij oorspronkelijk naar neurologische verklaringen voor afwijkend gedrag.
In 1885 bezocht hij een psychiatrische kliniek in Parijs, waar de Franse neuroloog J.M. Charcot onderzoek deed naar neurologische aandoeningen. Charcot bestudeerde bijvoorbeeld de oorzaken van hysterie bij vrouwen, de benaming die men eind negentiende eeuw gaf aan het verlies van zelfbeheersing of vormen van angst. Charcot experimenteerde in zijn behandelmethoden met hypnose en suggestie. Tijdens zijn beroemd geworden demonstratiecolleges toonde hij aan dat onder hypnose hysterische aanvallen kunnen worden opgewekt. Dit bracht Freud op het spoor van een psychische oorzaak van bepaalde aandoeningen, in plaats van fysiologische oorzaken. In 1899 verscheen een van zijn hoofdwerken: Die Traumdeutung, over de relatie tussen het onbewuste en de inhoud van dromen. Freud stelde dat dromen verkapte vervullingen zijn van onbewuste wensen. Zijn nieuwe ideeën over het functioneren van de menselijke psyche kregen gestalte in een behandelvorm van patiënten met psychiatirische stoornissen die bekend zal worden als 'de psychoanalyse'. Freud ontwikkelde zich tot een van de meest invloedrijke denkers uit de geschiedenis.

Penningen